Hubinon werd geboren in het Waalse deel van België. Na zijn schooltijd werd hij aangenomen op de École des Beaux Arts in Luik waar hij zich bekwaamde in decoratietechnieken, etsen, schilderen en tekenen. Tijdens de bezetting van België door nazi-Duitsland tussen 1940-1944 vluchtte Hubinon naar Engeland en deed dienst bij de Royal Navy (Al had hij wel last van zeeziekte). Terug in België in 1946 werd hij door de journalist en zakenman Georges Troisfontaines gevraagd het pas gestarte persagentschap World Press te komen versterken. Daar ontmoette hij ook striptekenaar en scenarist Jean-Michel Charlier. Samen met Charlier maakte Hubinon in 1946 een kort oorlogsstripverhaal De doodsstrijd van de “Bismarck (L’Agonie du “Bismarck) voor het stripblad Robbedoes/Spirou.
Zijn voorbeelden waren Jijé (Joseph Gillain), maar ook de Amerikaanse auteurs Frank Robbins, Noel Sickles en Milton Caniff.
Buck Danny (De eerste 40 verhalen)
Samen met Troisfontaines bedacht Hubinon een nieuwe strip: Buck Danny, een piloot in de Amerikaanse luchtmacht. Aanvankelijk schreef Troisfontaines het scenario, maar al snel nam Jean-Michel Charlier dit over. Omdat Hubinon moeite had met het tekenen van vliegtuigen, hielp Charlier hierbij. Na een paar jaar nam Hubinon al het tekenwerk op zich. Het uiterlijk van Buck Danny baseerde Hubinon op Georges Troisfontaines, al zou Danny zelf in de komende vijftig jaar niet verouderen, maar de omgeving, de voertuigen en de actuele omstandigheden wel. De strip werd voor het eerst gepubliceerd in Robbedoes/Spirou van januari 1947. Het werd een succes; er zijn zo’n twintig miljoen albums van de serie verkocht. Hubinon zou zijn geesteskind trouw blijven tot zijn dood in 1979.
Naast het werk aan Buck Danny tekende Hubinon ook de humoristische strips Rik junior (als Victor Hughes) en nam hij afleveringen van Blondie en Blinkie (Blondin et Cirage) over van Jijé, toen deze naar Amerika vertrok. Ook werkte hij aan strips als Fifi (met Eddy Paape) en Pistolin (met René Goscinny).
Biografieën
Hubinon maakte samen met Octave Joly; Stanley (1953)
Met Charlier (scenario) maakte hij twee getekende biografieën van de piraat Surcouf (1949-1952) en de vliegenier Mermoz (1955).
Charlier en Hubinon maakten onder het pseudoniem Charvick ook de strip Joe la Tornade voor het tijdschrift Aventures illustrées-Bimbo (1948).
Onder hun eigen naam bedachten Charlier en Hubinon het oorlogsverhaal Tarawa, het bloedige atol, voor het tijdschrift Le Moustique (met medewerking van Albert Weinberg en Eddy Paape).
Daarnaast maakte Hubinon de strip Tiger Joe voor La Libre Junior.
Roodbaard (De eerste 18 verhalen)
In 1959 kwam het eerste nummer van het tijdschrift Pilote uit. Hubinon was een van de oprichters. Samen met Charlier zette hij een nieuwe strip op: Barbe-Rouge, Le Démon des Caraibes, in het Nederlands beter bekend als Roodbaard. Ervaring met het tekenen van piraten had Hubinon al opgedaan met het tekenen over Surcouf. De hoofdpersoon Roodbaard verhuisde uiteindelijk naar het tweede plan, doordat de avonturen van zijn aangenomen zoon, Erik, de overhand nam. Maar deze verafschuwde het piratenleven. Hij zou het ‘geweten’ van Roodbaard worden. De wegen van Roodbaard en Erik scheiden zich vaak. Maar ze komen elkaar toch nog regelmatig tegen. Erik zal zijn vader te hulp schieten wanneer deze in problemen komt. Roodbaard zal op zijn beurt hetzelfde doen voor Erik. Hubinon zou in 1978 stoppen met de reeks (Zogezegd ontevreden met de scenario’s) De Roodbaard-strip werd voortgezet door Jijé en daarna anderen.
In 1978 bedacht Hubinon samen met zijn tweede vrouw Gigi Maréchal het personage La Mouette (Het Meeuwtje), over een vrouwelijke piraat.
Maar het bleef bij één verhaal.
Het zittende leven van de striptekenaar met de nodige drank en sigaretten eisten zijn tol. Victor Hubinon overleed op 8 januari 1979 op 54-jarige leeftijd aan zijn tekentafel na een hartaanval.
Hij wordt geroemd om zijn zeer precieze en gedetailleerde stijl.