Het ging om provinciale belastingen, die vanaf het laatste decennium van de 19de eeuw werden geheven. In het buitenland wilde men zo de diversiteit aan gemeentelijke fietsbelastingen een halt toe roepen. In België stelde zich dat probleem niet, maar ging het vooral om een nieuwe bron van inkomsten, waarvan een deel naar de gemeente en een deel naar de provincie vloeide.
In 1893 was België een van de eerste landen die een taks invoerde op het gebruik van de fiets.
Ook was het in opzet een systeem voor sociaal-economische nivellering. Dat laatste blijkt uit het bestaan van categorieën plaatjes voor werklozen - het was wel degelijk een soort 'welkstandstaks'.
In de beginjaren werd de fiets bezien als een luxe artikel waardoor de prijs van een taksplaat ongeveer 10 Belgische frank (BEF) was. Als je bedenkt dat een gemiddelde arbeider toen ongeveer BEF 2 per dag verdiende ...
De Belgische rijwielbelasting is in fases ingevoerd.
Luik en West-Vlaanderen beten de spits af in 1893. In 1894 Antwerpen, Brabant, Limburg, Luxemburg, Namen en Oost-Vlaanderen. Henegouwen was pas in 1895 aan de beurt. Er waren voor de opsplitsing van Brabant negen provincies.
Elke provincie maakte zijn eigen platen. Vanaf ca 1900 werden de vormen en kleuren gelijk voor alle provincies. Er waren alleen nog wat verschillen in details en opschrift, van de provincie.
Er werden eerst platen gemaakt voor fietsen, later werden dezelfde platen, maar dan groter (ca. 25 cm) uitgegeven voor auto's.
Nog later volgde varianten voor: tandems, motoren, motortandems, strandkarretjes, openbare diensten en invaliden.
De afschaffing gebeurde verschillend van provincie tot provincie, tussen 1986 en 1991, vreemd genoeg niet om een principiële redenen, maar omdat de productiekosten niet opwogen tegen de inkomsten, en er bovendien een zeer grote weerstand was tegen verhoging van de belasting.
Er zijn heel wat verwoede verzamelaars van fietstaksplaatjes. In België is er zelfs een heus 'museum' in volle ontwikkeling. Het:
Fietsplaten museum Balgerhoeke te Eeklo
Iets ruimer dan louter de fiets: ook bromfietsplaten, bootplaten, boeiplaten, kanoplaten, taksplaten, takshouders, hondenmedailles, nummerplaten, enz ...
Het is in de provincieraadszitting van 18 juli 1893 dat er in Limburg een "Provinciaal Reglement op de Wielrijders" wordt goedgekeurd. De voornaamste bedoeling is de inkomsten van de provincie te vermeerderen. De provinciale taks, gesteld vanaf 1 januari 1894, bedraagt 10 fank voor alle inwoners van Limburg, ten volle 12 jaar oud zijnde, die een rijwiel op de openbare weg gebruiken. De inwoners, die tenminste drie opeenvolgende maanden in Limburg verblijven, dienen de taks te betalen in de gemeente waar de wielrijder verblijft. Wie wegens weigering of nalatigheid de taks niet betaalt of het kwijtschrift van betaling niet kan tonen, kan beboet worden met twintig frank of twee dagen gevang. Enkel personen die zich van een rijwiel bedienen "voor eenen openbaren dienst" zijn ontslagen. Maar - dat zal achteraf blijken - ook niet allemaal.
bron: DE FIETS EN DE PROVINCIALE TAKS... INTUSSEN AL EEN ZEER OUD VERHAAL - Jacques Moors