De Glenmorangie produceert sinds 1843 haar beroemde malt aan de oevers van de Dornoch Firth. Hoewel het complex van gebouwen door de jaren heen veel veranderingen heeft doorgemaakt, wordt de whisky tot op de dag van vandaag handgemaakt door de zestien mannen uit Tain.
De vroegst gedocumenteerde verwijzing naar distillatie op deze locatie dateert uit 1703 en in 1730 zag de locatie haar eerste brouwerij. Eerste juridische Tain distilleerderij werd opgericht door David Sutherland rond 1820 op een terrein aan de westkant van de stad. Op 23 juni 1826 bood Sutherland het bedrijf aan in de Inverness Journal als "small but commodious". Verkoop bleef uit en hoewel hij voor 1827 een nieuwe licentie ontving, stopte hij even later met het bedrijf.
The Glenmorangie Distillery ontving haar eerste licentie in 1843 en werd ingericht met met tweedehands zwaan hals ketels afkomstig uit een jeneverstokerij. Het model van toen wordt nog steeds gebruikt in het productieproces. De smalle, gebogen zwanenhals wordt tot op de dag van vandaag met de hand in vorm geslagen door koperslagers. Ze zijn precies 5,14 meter hoog en daarmee de hoogste ketels in Schotland.
In 1887 werd de destilleerderij onder aansturing van de Maitland broers een naamloze vennootschap. Hun partner was Duncan Cameron, de manager van de Commercial Bank in Tain. Al snel werd Glenmorangie geëxporteerd over de hele wereld, voornamelijk naar de koloniën, maar ook aan uitstekende hotels en bedrijven in Europa en de Verenigde Staten.
In 1915 werden de Argyll and Sutherland Highlanders ingekwartierd bij de distilleerderij. De mouterij werd gedurende de zomermaanden omgetoverd in geïmproviseerde barakken. Ook de daaropvolgende zomers van WOI werd dit het onderkomen van de Highlanders.
Voor het einde van WOI werd het bedrijf overgenomen door het in Leith gevestigde bedrijf Macdonald en Muir. Aan het begin van de jaren 1920 waren de ontberingen van de oorlog voorbij en kon men de volwaardige productie weer leveren met zestien man.
Het veilig stellen van een watervoorziening was altijd al een probleem van de Distillery: de Tarlogie Springs waren eigendom van de plaatselijke Laird, die het recht om water te putten uit de bronnen leasde. Daarnaast kon de grond rondom de distilleerderij door de Laird voor elk willekeurig doel worden gebruikt wat direct invloed kon hebben op de kwaliteit of kwantiteit van het water. Door aankoop van 650 ha land wisten Macdonald en Muir in de jaren 1980 een dreiging van bouwactiviteiten in de buurt te voorkomen en daarmee het water veilig te stellen.
In de jaren 90 werden extra ketels geplaatst en 2002 werd de productiecapaciteit uitgebreid met twee fermentatievaten (washbacks) om aan de toenemende wereldwijde vraag te voldoen.
Hoewel de productie toeneemt, wordt de productie traditioneel verzorgd door zestien man die het hele jaar door 24 uur per dag de productie op gang houden.