Walter Scott was een Schots dichter en schrijver, vooral bekend door zijn historische romans, waaronder "Ivanhoe".
Scott werd geboren als zoon van een advocaat. Op tweejarige leeftijd overleefde hij polio, maar bleef daardoor de rest van zijn leven verlamd aan het rechterbeen. Hij werd aanvankelijk voor een belangrijk deel opgevoed door zijn tante Jenny, die met hem meereisde naar diverse kuuroorden en hem ook belangstelling bijbracht voor oude Schotse verhalen en balladen. Na een privé-opleiding begon Scott in 1783, op 12-jarige leeftijd met een klassieke studie aan de Universiteit van Edinburgh. Aansluitend studeerde hij rechten en begon in 1792, net als zijn vader, een loopbaan in de advocatuur.
Hij werd in 1799 sheriff van Selkirkshire en later griffier van de hoogste Schotse rechtbank, posten die hij tot het einde van zijn leven zou bekleden.
Scotts eerste literaire activiteiten betroffen vertalingen uit het Duits, onder andere "Götz von Berlichingen" van Goethe (1799). Zijn eerste succes had hij met poëtisch werk, met name met zijn driedelige "The Minstrelsy of the Scottish Border" (1802-1803) en de lange gedichten "The Lay of the Last Minstrel" (1805), "Marmion" (1808), "The lady of the lake" (1810), "Rokeb"y (1813) en "The lord of the isles" (1815), alle over historische Schotse gebeurtenissen.
Met het verschijnen van "The Lady of the Lake" (1809), een geromantiseerd verhaal over de ontmoeting van koning James V met de dochter van zijn vijand Ellen Douglas, begon zijn roem als romanschrijver en verhalenverteller. Deze roem steeg tot grote hoogten met het verschijnen van een lange reeks historische romans, die in twee categorieën verdeeld kunnen worden. Op de eerste plaats de romans die zich bezighouden met de Schotse geschiedenis, door Scott "Tales of my Landlord" genaamd. Hieronder vallen onder andere "The Heart of Midlothian" (1818, het verhaal van de valselijk van kindermoord beschuldigde Effie Deans tegen de achtergrond van de Porteous-oproer van 1736), en "The Bride of Lammermoor" (1819, het tragische liefdesverhaal van Lucy Ashton en de vijand van haar familie Edgar Ravenswood). Op de tweede plaats schreef hij een groot aantal romans die ontleend zijn aan de Engelse en continentale geschiedenis, de Waverley-romans genaamd, waarvan "Ivanhoe" (1820), "Kenilworth" (1821, over Amy Robsart) en "Quentin Durward" (1823) het meest bekend zijn.
In 1826 kreeg Scott te maken met een grote financiële schuld, ontstaan na het bankroet van de uitgeverij Ballantyne, waarvoor hij mede aansprakelijk was. Dit leidde tot een steeds snellere productie, waar de kwaliteit zijn latere romans nadrukkelijk onder te lijden had. Er wordt gezegd dat zijn grote literaire productie aan het einde van zijn leven zijn dood mede heeft bespoedigd. Na zijn dood konden zijn erfgenamen zijn schuld volledig delgen met de verkoop van zijn auteursrechten.
Sir Walter Scott is overleden in zijn huis "Abbotsford House" en ligt begraven in een tombe op het terrein van Dryburgh Abbey, gelegen aan de rivier de Tweed in de regio Scottish Borders.
Scott werd reeds tijdens zijn leven gezien als een der grootste schrijvers uit de wereldliteratuur. Hij heeft grote invloed gehad op latere literaire grootheden als Victor Hugo, Alexandre Dumas père, Aleksandr Poesjkin, Lev Tolstoj, Alessandro Manzoni en in België Hendrik Conscience. Naar hedendaagse maatstaven worden zijn romans vaak als te lang ervaren, met te veel zijpaden en erg conventionele, vaak aangeplakte eindes. Er is weinig aandacht voor suggestieve en psychologische aspecten. Ondanks de romantische context waarin hij zijn helden plaatst accepteert hij de mensen zoals ze zijn, zonder veel ontwikkeling. Zijn werken kenmerken zich nog steeds door veel beweging en pathos. Scott is een rasverteller en met name ook in bewerkingen voor de jeugd en als basis voor verfilmingen hebben veel van zijn boeken de tand des tijds tot op de dag van vandaag weten te doorstaan.