Nederlandse militair, die zich onder meer onderscheidde tijdens de veldtochten tegen de Atjehers in de 19e eeuw. In het begin van carriere - naar aanleiding van een expeditie tegen Bali - werd hij benoemd tot Ridder in de Militaire Willemsorde. Hij raakte verschillende keren gewond en verloor een oog. In januari 1878 werd hij benoemd tot gouverneur en militair bevelhebber in Atjeh. Het jaar daarvoor had hij de rang van kolonel gekregen. Tijdens de volgende veldtocht in Atjeh werd hij bevorderd tot generaal-majoor. Deze succesvolle veldtocht leidde echter niet tot de volledige onderwerping van Atjeh. Daarom kreeg hij de opdracht om de Atjehers te 'tuchtigen'. Volgens een tegenstander van de harde aanpak, generaal Van Swieten, betekende deze tuchtiging het platbranden van naar schatting 400 tot 500 kampongs en vernieling van alle vruchtbomen en gewassen op de velden. Hierdoor werd een groot aantal mensen beroofd van hun middelen van bestaan. Daarom schatte Van Swieten het aantal dode Atjehers waarvoor Van der Heijden verantwoordelijk was op 30.000.
Na zijn pensionering werd Van der Heijden, op voordracht van Koning Willem III, commandant van het Koninklijk Koloniaal Militair Invalidenhuis te Bronbeek, bij Arnhem.
(tekst geschreven met gebruikmaking van de gegevens in de Wikipedia)